Ik beweer nimmer te slapen in vliegtuigen, maar schrik niettemin wakker van een voorbij lopende stewardess in de vroege ochtend. Ik zoek mijn kaartje om het door haar te laten knippen. Wat heet wakker. De stewardess is dezelfde die me gisteren omstandig het zwemvest gedemonstreerd heeft: als het te slap is mag ik bijblazen en die heeft aangegeven dat ik in geval van zuurstofmaskers eerst voor mezelf moet zorgen en dan pas voor de meiden. We hebben een oerinstinct om het omgekeerde te doen en dat loopt niet goed af kennelijk.
Als we straks landen en tussen de leeuwen staan, zie je inderdaad het tegenovergestelde. Een leeuwenouder zorgt eerst voor zichzelf. Eerst eet met mannetje, dan het vrouwtje en dan pas de kinderen. Het houdt de kinderen scherp; het stimuleert ze tot eigen jagen, begrijp ik van een kenner. Maar ik wil het niet begrijpen. Ik kijk naar een slapende Milou naast me en weet dat zij eerst mag eten, als eerste zuurstof krijgt en mijn zwemvest aan mag. We hebben een kennelijk onnatuurlijke drang het zwakke te beschermen. Een gemsbok met een zere knie krijgt geen brace of kijkoperatie, maar staat vanavond nog op het menu van de leeuwen. Wij willen het anders.
Gedachten gaan terug. Mijn allereerste vlucht was een nachtvlucht naar één der Costa’s. Ik was acht en viel direct na het opstijgen in slaap. Woedend was ik later, dat ik voor de maaltijd niet wakker gemaakt was. Hier heeft inmiddels de stewardess met het ontbijt op A4-formaat ons bereikt. Ik kijk op het tableautje en besluit Milou er niet voor te wekken. Als later het stukje taart lekker blijkt eet ik het hare ook op, voor ik het dienblad teruggeef. Ik leer het wel.