Op het randje
Hoe kwetsbaar. Hier voorin draait die oude diesel en we zijn inmiddels wijzer geworden. Ieder onverwacht geluidje kan een dag rondhangen in een garage betekenen. Maar die is hier niet. Hier niet en de paar honderd kilometer zandpad achter- of voor ons ook niet. Want er is helemaal niets hier. Ja; zand, kuilen en steeds weer die bomen op de weg, omdat je hier werkelijk struikelt over de olifanten die een verwoestend spoor achter laten. Als ‘nowhere’ een midden heeft ligt het hier.
Natuurlijk, als we stranden hebben we water, een koelkast vol eten en blikjes en een GPS-systeem dat me feilloos de weg wijst naar de dichtstbijzijnde plaats, waar ik alleen nooit lopend zal arriveren omdat hier, wellicht minder opvallend dan die olifanten, ook wel erg veel leeuwen zitten. En dan hebben we natuurlijk het boek ‘don’t die in the bush’ waar in stoere padvinderstaal beschreven staat hoe je ook hier aan water kunt komen. Maar wellicht zit het niet op water, maar op een distributieriem vast.
We zijn zelden meer afhankelijk van de omstandigheden en de techniek dan juist hier. En hoe wonderlijk, juist in deze volledig gebonden positie ervaar ik vrijheid. Ultieme vrijheid. De uitersten komen hier zo dicht bij elkaar. Vannacht toen vijf hyena’s direct bij de tent verschenen toen we hem dichtritsen zat er feitelijk niet meer dan dun tentdoek tussen ons en een gewisse dood. Maar in plaats van dat besef bonkte er maar één ding in mijn kop, terwijl in door het muskietengaas naar ze keek: leven; dit is leven.
Hier, aan de rand van de beschaving, op uren vliegen en rijden van wat thuis heet te zijn, ervaar je dat je heel ver kunt gaan, maar ondertussen steeds dichterbij komt. Als iets de kern is van het bestaan, dan ligt die hier. Op het randje van datzelfde bestaan. Als je de grootsheid van het leven wil ervaren, moet je zelf kennelijk klein worden. Dat lukt hier moeiteloos.